Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een [26]rechte [27]waag en weegschaal zijn [28]des HEEREN; alle [29]weegstenen des [30]zaks zijn [31]Zijn werk. 26. Hebreeuws, een balans des gerichts, of rechts; dat is, een rechte waag, enz. Alzo Lev.19:36, waag der gerechtigheid; dat is rechte waag. 27. Door dit woord verstaan vele overzetters een grote balans, en door de volgende weegschaal de kleine, die men in de hand houdt, en dat overmits God gezegd wordt de bergen te wegen met de waag, maar de heuvelen, die minder zijn, met de weegschaal; Jes.40:12. Sommigen verstaan vs.11 als figuurlijk gesproken van al de delen en werken des gerichts. 28. Te weten, welgevallen, gelijk staat boven hfdst.11 vs.1; of zijn werk, gelijk in de volgende woorden van vs.11. Anders: zijn van den Heere. 29. Dat is, gewicht. Alzo boven hfdst.11 vs.1; zie Lev.19:36. 30. Of, buidels; te weten, waarin zij hunne stenen staken, opdat zij te minder verslijten, of breken zouden. Vergelijk Deut.25:13; Micha 6:11. 31. Te weten, dat Hij heeft geboden en dat Hem behaagt. Versta, gelijk ze zijn, zo ze behoren.